Grondwettelijk Hof vernietigt het Waalse Governance-decreet gedeeltelijk

Op 16 januari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over een beroep tot vernietiging dat Intégrale NV in augustus 2018 had ingesteld tegen het Governance-decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 (decreet dat strekte tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen – zie Eubelius Spotlights juni 2018). Het beroep had betrekking op een aantal bepalingen van het Governance-decreet, in het bijzonder de drie soorten van toezicht en de regels over de beperking van de vergoedingen.

In zijn arrest heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het tweeledige criterium dat de Waalse wetgever heeft gekozen om te bepalen of er sprake is van een significante lokale overheidsparticipatie (met name hetzij het bezit van een meerderheidsparticipatie, hetzij de mogelijkheid om meer dan de helft van de leden van het bestuursorgaan te benoemen) zijn territoriale bevoegdheid overschrijdt omdat de onderworpen entiteiten het risico zouden lopen aan twee verschillende wetgevingen onderworpen te zijn indien een ander gewest hetzelfde tweeledige criterium zou hanteren. Het Grondwettelijk Hof handhaaft bijgevolg alleen het eerste criterium met betrekking tot het bezit van een meerderheidsparticipatie.

Vervolgens oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de Waalse wetgever bij het instellen van verschillende controlemechanismen, met name de procedure van "eensluidend advies", het vernietigingstoezicht en het dwangtoezicht, zijn bevoegdheid overschrijdt ten aanzien van de verzekeringsondernemingen. De verzekeringsondernemingen zijn immers reeds onderworpen aan het toezicht van de Nationale Bank van België krachtens de wetgeving die voortvloeit uit de Solvency II-richtlijn. Er bestaat dus een risico op tegenstrijdige injuncties van de toezichthoudende autoriteiten. Het Grondwettelijk Hof vernietigt derhalve de bepalingen tot organisatie van de instemmingsprocedure en het toezicht op vennootschappen met een significante lokale overheidsparticipatie, voor zover zij van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen.

Voor het overige, en in het bijzonder met betrekking tot de vergoedingsplafonds, verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep en bevestigt het dus het Governance-decreet.