Voor het eerst in België: collectieve vorderingen tot schadevergoeding voor consumenten

Spotlight
15 maart 2014

Op 17 januari 2014 werd in het Parlement een wetsontwerp ingediend tot invoeging van een "Rechtsvordering tot collectief herstel" in het Wetboek economisch recht. Dit wetsontwerp past in het initiatief van de Minister van Economie om de verspreide Belgische economische wetgeving te codificeren tot één geïntegreerd Wetboek economisch recht. Het Boek XVII zal de "Bijzondere en gerechtelijke procedures" bevatten die een betere naleving en verdediging beogen van de rechten van de consument, waaronder de rechtsvordering tot collectief herstel. Het wetsontwerp introduceert in het Belgisch recht een collectieve procedure die leidt tot een uitspraak die verbindend zal zijn voor een groep consumenten, zonder dat zij als procespartij in de procedure worden betrokken. Er wordt verwacht dat het wetsontwerp binnenkort in de Kamer in plenaire vergadering zal worden gestemd.

De rechtsvordering tot collectief herstel laat een verzoeker toe om een procedure in te stellen voor het herstel van collectieve schade van een groep consumenten, die een onderneming heeft veroorzaakt, door een contractuele inbreuk of de overtreding van één van de in het wetsontwerp opgenomen Belgische wetten of Europese verordeningen. De rechtsvordering kan dus enkel worden ingesteld voor inbreuken of overtredingen in specifieke domeinen (infra), en enkel voor zover consumenten geschaad werden door de inbreuk of overtreding. Het wetsontwerp gaat uit van een "tweesporentraject": de rechter kan worden gevat om een akkoord te homologeren dat tussen de partijen voor of tijdens de procedure tot stand is gekomen, of om het geschil te beslechten in een eindvonnis waarin hij zich uitspreekt over de wijze en de omvang van schadeherstel.

Bijzonder aan het wetsontwerp is dat de individuele consumenten geen procespartij zijn. Zij worden in de procedure vertegenwoordigd door een groepsvertegenwoordiger. Dit is (i) een consumentenvereniging die rechtspersoonlijkheid bezit en vertegenwoordigd is in de Raad voor Verbruik of die door de Minister van Economie werd erkend, of (ii) een vereniging die sedert ten minste drie jaar rechtspersoonlijkheid heeft, een maatschappelijk doel heeft in rechtstreeks verband met de collectieve schade, niet op duurzame wijze een economisch doel nastreeft en door de Minister van Economie werd erkend. De erkenning wordt overgelaten aan de beoordeling van de Minister. De criteria waarop de Minister zal steunen, worden door het wetsontwerp niet bepaald. In de fase van de minnelijke onderhandelingen kunnen de consumenten ook vertegenwoordigd worden door de (toekomstige) Federale Ombudsman. Indien de onderhandelingen stranden en er geen minnelijk akkoord kan worden bereikt, zal één van de hiervoor vermelde groepsvertegenwoordigers de procedure moeten voortzetten.

Het materieel toepassingsgebied van de procedure tot collectief herstel is beperkt tot de inbreuken begaan door een onderneming op (i) de contracten gesloten met consumenten, of op (ii) de Europese verordeningen en wetten die limitatief in het wetsontwerp zijn opgesomd. Het betreft bepalingen die rechten verlenen aan consumenten in verschillende domeinen (zoals mededinging, prijsbepalingen, productaansprakelijkheid, marktpraktijken, geneesmiddelen, privacy en de reissector).

De rechter moet in een eerste fase beoordelen of de groepsvertegenwoordiger geschikt is en of de procedure tot collectief herstel doelmatiger is dan een vordering van gemeen recht. Indien de rechter de vordering ontvankelijk verklaart, zal hij zich moeten uitspreken over de wijze waarop de groep van consumenten wordt gevormd die door de uitspraak zullen gebonden zijn. De rechter heeft de keuze tussen de opt in-methode (een individuele consument is enkel lid van de groep wanneer hij uitdrukkelijk verklaart toe te reden) of de opt out-methode (de consument is automatisch lid van de groep tenzij hij een verklaring tot uittreding heeft afgelegd). Wanneer de rechtsvordering strekt tot het herstel van fysieke of morele schade, is de rechter verplicht het opt in-systeem te bevelen. Ook ten aanzien van de consumenten die niet gewoonlijk in België verblijven, wordt steeds het opt in-systeem toegepast. Het vonnis waarin de vordering van de groepsvertegenwoordiger ontvankelijk wordt verklaard, wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en op de website van de FOD Economie. Deze publicatie doet de termijn ingaan waarbinnen de consument de verklaring moet afleggen om toe te treden tot de groep, dan wel uit te treden.

Na het verstrijken van de optietermijn start een verplichte onderhandelingsfase voor de groepsvertegenwoordiger en de onderneming die als verweerder optreedt. De partijen moeten nagaan of een minnelijk akkoord kan worden bereikt waarin het schadegeval op globale wijze wordt afgehandeld. Indien de partijen erin slagen een akkoord te bereiken, kan dit akkoord aan de rechter worden voorgelegd ter homologatie. Het akkoord moet onder meer een beschrijving van de collectieve schade bevatten, een beschrijving van de groep consumenten, met een zo nauwkeurig mogelijke raming van het aantal betrokken schadelijders en de modaliteiten van het herstel. De homologatiebeslissing maakt het akkoord verbindend voor alle consumenten die deel uitmaken van de groep.

Indien de partijen er niet in slagen om een akkoord te bereiken, zal de geschilprocedure worden voortgezet. Het wetsontwerp omvat in dit verband geen bijzondere bepalingen, zodat de instaatstelling zal verlopen volgens de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. De rechter zal, in geval van veroordeling van de onderneming, in het vonnis onder meer een beschrijving van de groep consumenten opnemen en oordelen over de modaliteiten en het bedrag van het herstel. De wijze van herstel wordt overgelaten aan de beoordeling van de rechter. Zo kan hij het herstel in natura bevelen of bij equivalent, en een globaal schadebedrag opleggen of per individu een vast of variabel bedrag bepalen. Ook kunnen de herstelmodaliteiten verschillen volgens de (sub)categorie van de groep consumenten.

Het wetsontwerp vertrouwt de concrete afhandeling van het schadeherstel (zowel in geval van een akkoordprocedure, als in geval van een geschilprocedure) toe aan een schadeafwikkelaar die door de rechtbank wordt aangesteld. De schadeafwikkelaar wordt gekozen uit een lijst van mogelijke kandidaten die wordt bijgehouden door de rechtbank. De schadeafwikkelaar moet een lijst opstellen van de consumenten die deel uitmaken van de groep en aanspraak kunnen maken op schadeherstel. De groepsvertegenwoordiger, de aansprakelijke onderneming en de betrokken individuele consument kunnen de opname of de weglating van een consument betwisten. Deze betwistingen worden voor dezelfde rechter gebracht. Na afloop van de zitting waarop de betwistingen worden behandeld, stelt de schadeafwikkelaar een definitieve lijst op, waarna hij de slachtoffers kan vergoeden uit het globaal schadebedrag dat hem door de veroordeelde onderneming werd overgemaakt. Na het eindverslag van de schadeafwikkelaar beslist de rechter tot afsluiting van de procedure.

Het wetsontwerp kent aan de rechtbanken van Brussel de exclusieve bevoegdheid toe om kennis te nemen van de rechtsvorderingen tot collectief herstel. Op die manier beoogt de wetgever expertise te creëren bij de Brusselse rechtbanken voor het afhandelen van procedures tot collectief herstel.

In het wetsontwerp is ten slotte bepaald dat de procedure tot collectief herstel enkel kan worden ingesteld voor schadegevallen die zich voordoen na de inwerkingtreding van de wet.